Elzas (Frans: Alsace, Duits: Elsass) is een streek en bestuurlijke gebied van Frankrijk. Het gebied werd in 2016 bij de nieuw ingestelde regio Grand Est gevoegd. Op 1 januari 2021 werden de departmenten Bas-Rhin en Haut-Rhin bestuurlijk samengevoegd tot de Collectivité européenne d'Alsace, waardoor de Elzas weer een bestuurlijke functie heeft.
De Elzas ligt in het noordoosten van Frankrijk aan de linkeroever van de Rijn, die de grens met Duitsland vormt. In het westen ligt de Elzas tegen de regio Lotharingen (Frans: la Lorraine). Van het noorden naar het zuiden lopen door de Elzas, aan de grens met Lotharingen, de Vogezen, een middelhoge bergketen. In het oosten van de Elzas strekt zich evenwijdig tussen de Vogezen en de Rijn, het Rijndal uit; de vlakte tussen de bergketen en de rivier draagt de naam Grand Ried.
De Elzas werd bij de komst van Julius Caesar bewoond door de Germaanse stam van de Tribokers. Nadat Caesar hen had verslagen in 58 v.C. werd hun woongebied ondergebracht in de Romeinse provincie Germania Superior, samen met het huidige Baden aan de andere zijde van de Rijn. In 297 n.C. werd het afgescheiden tot een aparte provincie Germania Prima. In de 4de eeuw kwam het bloot te staan aan invallen van stammen uit het onbezette Germania en alleen een bondgenootschap met een van die stammen - de Franken - hield het gebied voorlopig nog een eeuw binnen het Romeinse Rijk, hoewel de militaire macht er in wezen al Frankisch was geworden. Aan het einde van de 5de eeuw hadden de Germaanse Alemannen zich in de Elzas gevestigd, evenals in Zwitserland en het huidige zuidwesten van Duitsland (in Duitsland worden zij Zwaben (Schwaben) genoemd). Het Romeinse Rijk had toen opgehouden te bestaan en de Alemannen aanvaardden het gezag van het Frankische Rijk. In de 8ste eeuw zou dit rijk gesplitst worden en daarbij kwam de Elzas samen met Lotharingen in het oostelijke rijk - het Duitse Rijk (Heilige Roomse Rijk) - terecht, een staatkundige situatie die voor de duur van duizend jaar tot in de 17de eeuw zou blijven bestaan.
In de 8e eeuw komt de naam Elzas ook voor het eerst in documenten voor. De naam is afgeleid van het Oudgermaanse *ali-sazzo, wat betekent: aan de andere kant wonenden. Namelijk: vanuit Duitsland, aan de andere kant van de Rijn wonend. Het eerste deel van de naam komt nog voor in het Nederlandse 'elders' en het Engelse 'else'; het tweede deel is etymologisch verwant met 'zitten' (gezeten zijn), 'zetel' , 'zate'. In het Nederlands is de naam 'de Elzas', in het Duits 'das Elsass', In het Frans 'L'Alsace'. Letterlijk zijn Elzassers 'zij die aan de andere zijde wonen'.
Bestuurlijk was de Elzas onderverdeeld in ca. 70 steden waarvan 10 rijkssteden met autonoom bestuur, direct ressortered onder de Duitse keizers, en in vele geestelijke en adellijke heerlijkheden. Het latere keizerlijke huis Habsburg vormde een van deze lokale feodaliteiten en had dus zijn oorsprong in de Elzas; het zou later zijn macht overigens naar oostelijker streken verleggen. Cultureel behoorde de Elzas tot het Rijnland en als zodanig maakte het in de 16de eeuw ook de lotgevallen mee van de kerkhervormingsstrijd in het Duitse Rijk: vooral de Elzasser steden voerden toen het lutheranisme in. In het zuiden was de oriëntatie op Zwitserland gericht en daar werden het calvinisme en Zwinglianisme van invloed met als centrum Mühlhausen (Mulhouse), een stad die tot in de 18de eeuw lid was van het Zwitsers Eedgenootschap. Vooral Straatsburg bleef een belangrijk intellectueel centrum waarin al deze stromingen lange tijd naast elkaar konden voortbestaan. Sociale, religieuze en economische onrust bracht de plattelandsbevolking ertoe zich aan te sluiten bij boerenopstanden (boerenoorlog) die in de midden en zuidelijke Duitse landen om zich heen grepen en zeer gewelddadig door de adel werden onderdrukt. Om de uit balans geraakte machtsverhoudingen opnieuw vast te leggen werd in Duitse landen een Dertigjarige Oorlog gevoerd en bij de vrede in 1648 vond in tal van gebieden, ook in de Elzas, een herstel van het rooms-katholicisme plaats. De ontvolking van marginale gebieden door de oorlogen, zoals in de Vogezendalen, werd gecompenseerd door een toestroom van kolonisten van elders: Franssprekende Lotharingers en Duits-Zwitsers sprekende mennonieten.
Het zuiden van de Elzas (Sundgau, nu het departement Haut-Rhin) kwam in 1648 grotendeels in Franse handen. Dit was het eerste succes van het Franse streven naar de Rijn als de Franse staatsgrens. De volgende stap vond in 1681 plaats met de overgang van Straatsburg en omgeving naar Frankrijk. Overige gebieden volgden een voor een en aan het einde van de loop van de 18de eeuw was de gehele Elzas onder Frans gezag gekomen, hoewel de Franse koningen tal van autonome bestuursvormen en rechtsplegingen lieten voortbestaan en het protestantisme niet verboden werd. De Franse revolutie voerde daarentegen in 1789 een centralistisch bestuur in en deelde de Elzas bestuurlijk op in departementen. Sindsdien kreeg de verfransing steeds meer gestalte, vooral onder de politiek bewust geworden burgerij die zich nu op Parijs ging oriënteren. De plattelanders bleven niettemin als vanouds Duitse dialecten spreken. Maar vooral het Franse staatsonderwijs legde ook daar de grondslag voor toekomstige tweetaligheid. De zielzorg door de kerken hanteerde echter consequent de volkstaal ondanks de druk die werd uitgeoefend door Parijs.
Droysens Historische Handatlas (1886), kaartblad Elsass (1648-1789) onderscheidt de volgende gebieden (tussen haken de Duitse benaming zoals die in deze atlas teruggevonden kan worden):
I. Geestelijke staten:
II. Rijkssteden en rijksdorpen
III. Wereldlijke staten
IV.
Na de verloren Frans-Duitse Oorlog van 1870 moest Frankrijk het gebied aan het nieuwe Duitse Keizerrijk afstaan. Daarin vormde het sindsdien met Lotharingen als Elzas-Lotharingen een provincie die met de status van 'Reichsland' voorlopig vanuit Berlijn zou worden bestuurd. In Frankrijk bestond zeer veel weerzin tegen dit vredesverdrag, weerzin die voeding gaf aan decennialange revanchegedachten. Dit Revanchisme zou op zijn beurt weer bijdragen aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Maar voorlopig, na 1870, werd het Frans gaandeweg verwijderd uit het bestuur en het onderwijs. Honderdduizend, één op de tien, Elzassers en vooral de ambtenaren en militairen vertrokken naar Frankrijk. Na twintig jaren was de bestuurlijke situatie genormaliseerd en had het Duits als bestuurs- en onderwijstaal een exclusieve positie gekregen. Ook werd bestuurlijke autonomie onder een eigen regionaal parlement door Berlijn toegekend.
Na de Eerste Wereldoorlog, bij de ondertekening van de Vrede van Versailles in 1919 kwam de revanche en werd de Elzas weer door Frankrijk ingelijfd. Ca. honderdduizend 'Duitsers' kregen niet de vrijheid om voor het Franse staat…